Nieuwe administratieve commentaar aanslag geheime commissielonen

Over de aanslag geheime commissielonen is er de laatste jaren al heel wat inkt gevloeid. Volgens de wetgever mag de aanslag nog enkel in uitzonderlijke gevallen opgelegd worden. In een circulaire uit 2015 ging de fiscus toch enigszins in tegen de soepelere houding van de wetgever. In een nieuwe circulaire verduidelijkt de fiscus zijn standpunt en past het aan de visie van de minister aan.

De aanslag geheime commissielonen  sinds aanslagjaar 2015

Sinds aanslagjaar 2015 is de aanslag geheime commissielonen veel minder streng. De aanslag heeft volgens de fiscale wetgever geen bestraffend, maar enkel nog een vergoedend karakter. Bovendien mag de aanslag enkel nog in uitzonderlijke gevallen worden opgelegd.

Deze filosofie wordt vertaald in de regel dat er geen bijzondere aanslag wordt opgelegd...

als het inkomen wordt opgenomen in een tijdige aangifte door de genieter. Dat mag zowel een Belgische als een buitenlandse aangifte zijn;

als de genieter binnen twee jaar en zes maanden volgend op 1 januari van het betreffende aanslagjaar op ondubbelzinnige wijze kan worden geïdentificeerd.

Tegelijkertijd werden de tarieven grondig verminderd. De 'monsterboete' verminderde van 309 % naar 103 % (betalingen aan natuurlijke personen waarvoor geen fiches werden opgemaakt) of 51,50 % (betalingen aan rechtspersonen).

De afzonderlijke aanslag blijft als beroepskost aftrekbaar met uitzondering van in het zwart uitbetaalde lonen.

Administratie volgt versoepeling niet (helemaal)

Kort na de wetswijziging kwam de fiscus al met een circulaire, die de nieuwe soepelere houding grotendeels naast zich neerlegde. Meest opvallend in de circulaire is de interpretatie van de uitzondering van de ondubbelzinnige identificatie. Volgens de fiscus sluit die identificatie de bijzondere aanslag enkel uit bij een uitdrukkelijk schriftelijk akkoord van de genieter van de inkomsten om alsnog belast te worden. Deze voorwaarde staat niet in de wet en wordt door de fiscus onterecht toegevoegd.

Daarnaast schrijft de fiscus dat het tarief van 51,5 % voor betalingen aan rechtspersonen enkel geldt wanneer de vennootschap kan aantonen dat de uiteindelijke verkrijger een rechtspersoon is. Eigenlijk vraagt de administratie hiermee dat de vennootschap bewijst dat  de rechtspersoon het ontvangen geheim commissieloon niet verder heeft doorgegeven aan een natuurlijk persoon. Maar ook deze verstrenging staat niet in de wet.

Nieuwe circulaire in 2017: een nieuwe visie?

In april 2017 heeft de fiscus opnieuw een circulaire over dit onderwerp gepubliceerd.

De administratie verwijst daarin nog steeds  naar het schriftelijk akkoord van de genieter. Gelukkig wordt er deze keer wel genuanceerd, door het opnemen van het woordje “bijvoorbeeld”. Een ondubbelzinnige identificatie kan “bijvoorbeeld” door een schriftelijk akkoord van de genieter. Dat ene woordje, betekent echter dat een schriftelijk akkoord maar één manier is voor een ondubbelzinnige identificatie. Er bestaan dus ook andere mogelijkheden. Daarmee is het schriftelijk akkoord niet langer absoluut noodzakelijk. De fiscus heeft zo zijn standpunt aangepast aan de visie die de minister van Financiën al eerder had verdedigd in de Kamer.

De circulaire bevestigt dat de aanslag als beroepskost aftrekbaar blijft, maar voegt er wel aan toe dat als er valse of fictieve facturen worden gebruikt om sommen te onttrekken aan de vennootschappen, die niet verantwoorde kosten in de verworpen uitgaven moeten worden opgenomen.